pratikeren

Conjugations List of Pratikeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpratikeerpratikeerdeheb gepratikeerd
jij, je, upratikeertpratikeerdehebt gepratikeerd
hij, zij, hetpratikeertpratikeerdeheeft gepratikeerd
wijpratikerenpratikeerdenhebben gepratikeerd
julliepratikerenpratikeerdenhebben gepratikeerd
zij, zepratikerenpratikeerdenhebben gepratikeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Pratikeren with some of the pronouns.

  • Ik praktiseer elke dag yoga.
  • Jij pratiqueert regelmatig je Frans.
  • Hij/zij/het praktiseert zijn/haar presentatie voor de spiegel.
  • Wij praktiseren een gezonde levensstijl.
  • Jullie praktiseren vaak samen muziek.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Pratikeren with some of the pronouns.

  • Ik praktiseerde vroeger veel sport.
  • Jij praktiseerde altijd je Engels met vrienden.
  • Hij/zij/het praktiseerde dagelijks piano.
  • Wij praktiseerden samen danspasjes.
  • Jullie praktiseerden hard voor het examen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Pratikeren with some of the pronouns.

  • Ik heb geoefend met praktiseren van Nederlands.
  • Jij hebt veel geoefend met praktiseren van gitaar.
  • Hij/zij/het heeft lang praktisering gestudeerd.
  • Wij hebben ons jarenlang gepraktiseerd in het schrijven.
  • Jullie hebben goed gepraktiseerd voor het concert.