rondgeven

Conjugations List of Rondgeven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgeef rondgaf rondheb rondgegeven
jij, je, ugeeft rondgaf rondhebt rondgegeven
hij, zij, hetgeeft rondgaf rondheeft rondgegeven
wijgeven rondgaven rondhebben rondgegeven
julliegeven rondgaven rondhebben rondgegeven
zij, zegeven rondgaven rondhebben rondgegeven

Presens
Beta

Example presens sentences for Rondgeven with some of the pronouns.

  • Ik geef de boeken rond in de klas.
  • Hij geeft de flyers rond in de buurt.
  • Wij geven cadeautjes rond tijdens het feest.
  • Jullie geven de informatie rond op het werk.
  • De leerlingen geven de uitnodigingen rond in de school.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rondgeven with some of the pronouns.

  • Vroeger gaven we de folders rond in de stad.
  • Toen ik jong was, gaf ik de snoepjes rond op mijn verjaardag.
  • Elke zaterdag gaven ze de flyers rond in het winkelcentrum.
  • Vorig jaar gaven jullie de cadeaus rond tijdens Kerstmis.
  • In die tijd gaf de postbode de brieven rond met de fiets.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rondgeven with some of the pronouns.

  • Ik heb de folders rondgegeven bij de receptie.
  • Hij heeft de kranten rondgegeven aan de abonnees.
  • Wij hebben de brieven rondgegeven in de buurt.
  • Jullie hebben de flyers rondgegeven op het evenement.
  • De vrijwilligers hebben de maaltijden rondgegeven aan de daklozen.