ravitailleren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ravitailleer | ravitailleerde | heb geravitailleerd |
jij, je, u | ravitailleert | ravitailleerde | hebt geravitailleerd |
hij, zij, het | ravitailleert | ravitailleerde | heeft geravitailleerd |
wij | ravitailleren | ravitailleerden | hebben geravitailleerd |
jullie | ravitailleren | ravitailleerden | hebben geravitailleerd |
zij, ze | ravitailleren | ravitailleerden | hebben geravitailleerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Ravitailleren with some of the pronouns.
- Ik ravitailleer de troepen in het veld.
- Jij ravitailleert de vrachtwagens met brandstof.
- Hij ravitailleert de schepen met voedsel en water.
- Wij ravitailleren regelmatig de voorraadkast in de keuken.
- Zij ravitailleren de vliegtuigen met munitie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ravitailleren with some of the pronouns.
- Vroeger ravitailleerde ik de troepen in het veld.
- Vroeger ravitailleerde jij de vrachtwagens met brandstof.
- Vroeger ravitailleerde hij de schepen met voedsel en water.
- Vroeger ravitailleerden wij regelmatig de voorraadkast in de keuken.
- Vroeger ravitailleerden zij de vliegtuigen met munitie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ravitailleren with some of the pronouns.
- Ik heb de troepen in het veld geravitailleerd.
- Jij hebt de vrachtwagens met brandstof geravitailleerd.
- Hij heeft de schepen met voedsel en water geravitailleerd.
- Wij hebben regelmatig de voorraadkast in de keuken geravitailleerd.
- Zij hebben de vliegtuigen met munitie geravitailleerd.