roezen

Conjugations List of Roezen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikroesroesdeheb geroesd
jij, je, uroestroesdehebt geroesd
hij, zij, hetroestroesdeheeft geroesd
wijroezenroesdenhebben geroesd
jullieroezenroesdenhebben geroesd
zij, zeroezenroesdenhebben geroesd

Presens
Beta

Example presens sentences for Roezen with some of the pronouns.

  • Ik roes elke ochtend mijn koffie voor extra smaak.
  • Jij roest de fietsen in de schuur regelmatig.
  • Hij/zij/het roest de metalen platen met een speciale behandeling.
  • Wij roezen samen het feest voorbereiden.
  • Jullie roezen in de tuin tijdens de zomermaanden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Roezen with some of the pronouns.

  • Ik roesde vroeger elke ochtend mijn koffie voor extra smaak.
  • Jij roesde de fietsen in de schuur regelmatig toen je jonger was.
  • Hij/zij/het roesde de metalen platen met een speciale behandeling jarenlang.
  • Wij roesden samen het feest voorbereiden in het verleden.
  • Jullie roesden in de tuin tijdens de zomermaanden vroeger.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Roezen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn koffie geroesd voor extra smaak.
  • Jij hebt de fietsen in de schuur regelmatig geroest.
  • Hij/zij/het heeft de metalen platen met een speciale behandeling geroest.
  • Wij hebben samen het feest geroesd voorbereid.
  • Jullie hebben in de tuin tijdens de zomermaanden geroesd.