rondbreien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | brei rond | breide rond | heb rondgebreid |
jij, je, u | breit rond | breide rond | hebt rondgebreid |
hij, zij, het | breit rond | breide rond | heeft rondgebreid |
wij | breien rond | breiden rond | hebben rondgebreid |
jullie | breien rond | breiden rond | hebben rondgebreid |
zij, ze | breien rond | breiden rond | hebben rondgebreid |
PresensBeta
Example presens sentences for Rondbreien with some of the pronouns.
- Ik brei rond.
- Jij breit rond.
- Hij/Zij breit rond.
- Wij breien rond.
- Jullie breien rond.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Rondbreien with some of the pronouns.
- Ik breide rond.
- Jij breidde rond.
- Hij/Zij breidde rond.
- Wij breidden rond.
- Jullie breidden rond.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Rondbreien with some of the pronouns.
- Ik heb rondgebreid.
- Jij hebt rondgebreid.
- Hij/Zij heeft rondgebreid.
- Wij hebben rondgebreid.
- Jullie hebben rondgebreid.