uitzavelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zavel uit | zavelde uit | heb uitgezaveld |
jij, je, u | zavelt uit | zavelde uit | hebt uitgezaveld |
hij, zij, het | zavelt uit | zavelde uit | heeft uitgezaveld |
wij | zavelen uit | zavelden uit | hebben uitgezaveld |
jullie | zavelen uit | zavelden uit | hebben uitgezaveld |
zij, ze | zavelen uit | zavelden uit | hebben uitgezaveld |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitzavelen with some of the pronouns.
- Ik zavel uit naar mooie bestemmingen.
- Jij zavelt uit met je vrienden in het weekend.
- Hij/zij/het zavelt uit op tropische eilanden.
- Wij zavelen uit tijdens de zomervakantie.
- Jullie zavelen uit op gezellige feestjes.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitzavelen with some of the pronouns.
- Ik zavelde uit toen ik jonger was.
- Jij zavelde uit tijdens de zomer van vorig jaar.
- Hij/zij/het zavelde uit op feestjes in zijn/haar studententijd.
- Wij zavelden uit tijdens onze roadtrip.
- Jullie zavelden uit tijdens de festivals van vroeger.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitzavelen with some of the pronouns.
- Ik heb uitgezaveld tijdens mijn laatste vakantie.
- Jij hebt uitgezaveld op exotische locaties.
- Hij/zij/het heeft uitgezaveld met zijn/haar vriendengroep.
- Wij hebben uitgezaveld op bijzondere plekken.
- Jullie hebben uitgezaveld tijdens jullie reis.