dichtdrukken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | druk dicht | drukte dicht | heb dichtgedrukt |
jij, je, u | drukt dicht | drukte dicht | hebt dichtgedrukt |
hij, zij, het | drukt dicht | drukte dicht | heeft dichtgedrukt |
wij | drukken dicht | drukten dicht | hebben dichtgedrukt |
jullie | drukken dicht | drukten dicht | hebben dichtgedrukt |
zij, ze | drukken dicht | drukten dicht | hebben dichtgedrukt |
Presens
Example presens sentences for Dichtdrukken with some of the pronouns.
- Ik druk de deur dicht.
- Jij drukt de knop dicht.
- Hij/Zij drukt het raam dicht.
- Wij drukken de boeken dicht.
- Jullie drukken de flessen dicht.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Dichtdrukken with some of the pronouns.
- Ik drukte de deur dicht.
- Jij drukte de knop dicht.
- Hij/Zij drukte het raam dicht.
- Wij drukten de boeken dicht.
- Jullie drukten de flessen dicht.
Perfectum
Example perfectum sentences for Dichtdrukken with some of the pronouns.
- Ik heb de deur dichtgedrukt.
- Jij hebt de knop dichtgedrukt.
- Hij/Zij heeft het raam dichtgedrukt.
- Wij hebben de boeken dichtgedrukt.
- Jullie hebben de flessen dichtgedrukt.