rondwentelen

Conjugations List of Rondwentelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwentel rondwentelde rondheb rondgewenteld
jij, je, uwentelt rondwentelde rondhebt rondgewenteld
hij, zij, hetwentelt rondwentelde rondheeft rondgewenteld
wijwentelen rondwentelden rondhebben rondgewenteld
julliewentelen rondwentelden rondhebben rondgewenteld
zij, zewentelen rondwentelden rondhebben rondgewenteld

Presens
Beta

Example presens sentences for Rondwentelen with some of the pronouns.

  • Ik wentel rond in mijn gedachten.
  • Jij wentelt rond op de dansvloer.
  • Hij/zij/het wentelt rond in het gras.
  • Wij wentelen rond in het zwembad.
  • Zij wentelen rond in hun succes.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rondwentelen with some of the pronouns.

  • Ik wentelde rond door de straten van de stad.
  • Jij wentelde rond in je herinneringen.
  • Hij/zij/het wentelde rond in verwarring.
  • Wij wentelden rond op de fiets.
  • Zij wentelden rond in de problemen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rondwentelen with some of the pronouns.

  • Ik heb rondgewenteld in mijn dromen.
  • Jij hebt rondgewenteld op het podium.
  • Hij/zij/het heeft rondgewenteld in het zand.
  • Wij hebben rondgewenteld in het geluk.
  • Zij hebben rondgewenteld in de roem.