samenbundelen

Conjugations List of Samenbundelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbundel samenbundelde samenheb samengebundeld
jij, je, ubundelt samenbundelde samenhebt samengebundeld
hij, zij, hetbundelt samenbundelde samenheeft samengebundeld
wijbundelen samenbundelden samenhebben samengebundeld
julliebundelen samenbundelden samenhebben samengebundeld
zij, zebundelen samenbundelden samenhebben samengebundeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Samenbundelen with some of the pronouns.

  • Ik bundel samen met mijn collega's de documenten.
  • Jij bundelt de folders en brochures samen.
  • Hij/Zij/Het bundelt alle losse papieren samen.
  • Wij bundelen de kranten en tijdschriften samen voor de recycling.
  • Jullie bundelen de kabels en draden samen in één doos.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Samenbundelen with some of the pronouns.

  • Vroeger bundelde ik altijd de kranten samen.
  • Toen jij hier werkte, bundelde je regelmatig de dossiers samen.
  • Hij/Zij/Het bundelde vroeger de informatie samen in een rapport.
  • Wij bundelden vaak de presentaties samen voor de vergaderingen.
  • Jullie bundelden de facturen altijd netjes samen in mappen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Samenbundelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de verslagen samengebundeld.
  • Jij hebt de bestanden samengebundeld en opgeslagen.
  • Hij/Zij/Het heeft alle belangrijke documenten samengebundeld.
  • Wij hebben de oude boeken samengebundeld voor de verkoop.
  • Jullie hebben de projectmappen samengebundeld en ingeleverd.