scharnieren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | scharnier | scharnierde | heb gescharnierd |
jij, je, u | scharniert | scharnierde | hebt gescharnierd |
hij, zij, het | scharniert | scharnierde | heeft gescharnierd |
wij | scharnieren | scharnierden | hebben gescharnierd |
jullie | scharnieren | scharnierden | hebben gescharnierd |
zij, ze | scharnieren | scharnierden | hebben gescharnierd |
PresensBeta
Example presens sentences for Scharnieren with some of the pronouns.
- Ik scharnier
- Jij scharniert
- Hij/Zij scharniert
- Wij scharnieren
- Jullie scharnieren
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Scharnieren with some of the pronouns.
- Ik scharnierde
- Jij scharnierde
- Hij/Zij scharnierde
- Wij scharnierden
- Jullie scharnierden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Scharnieren with some of the pronouns.
- Ik heb gescharnierd
- Jij hebt gescharnierd
- Hij/Zij heeft gescharnierd
- Wij hebben gescharnierd
- Jullie hebben gescharnierd