schokken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schok | schokte | heb geschokt |
jij, je, u | schokt | schokte | hebt geschokt |
hij, zij, het | schokt | schokte | heeft geschokt |
wij | schokken | schokten | hebben geschokt |
jullie | schokken | schokten | hebben geschokt |
zij, ze | schokken | schokten | hebben geschokt |
PresensBeta
Example presens sentences for Schokken with some of the pronouns.
- Ik schok
- Jij schokt
- Hij/Zij/Het schokt
- Wij schokken
- Jullie schokken
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Schokken with some of the pronouns.
- Ik schokte
- Jij schokte
- Hij/Zij/Het schokte
- Wij schokten
- Jullie schokten
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Schokken with some of the pronouns.
- Ik heb geschokt
- Jij hebt geschokt
- Hij/Zij/Het heeft geschokt
- Wij hebben geschokt
- Jullie hebben geschokt