inkopen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | koop in | kocht in | heb ingekocht |
jij, je, u | koopt in | kocht in | hebt ingekocht |
hij, zij, het | koopt in | kocht in | heeft ingekocht |
wij | kopen in | kochten in | hebben ingekocht |
jullie | kopen in | kochten in | hebben ingekocht |
zij, ze | kopen in | kochten in | hebben ingekocht |
PresensBeta
Example presens sentences for Inkopen with some of the pronouns.
- Ik koop mijn boodschappen in bij de lokale supermarkt.
- Jij koopt nieuwe kleren in voor het feest.
- Hij koopt altijd zijn gadgets online.
- Zij koopt verse groenten in op de markt.
- Wij kopen cadeautjes in voor onze vrienden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inkopen with some of the pronouns.
- Vroeger kocht ik mijn boodschappen in bij de lokale supermarkt.
- Toen kocht jij nieuwe kleren in voor het feest.
- Hij kocht altijd zijn gadgets online.
- Zij kocht verse groenten in op de markt.
- Wij kochten cadeautjes in voor onze vrienden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inkopen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn boodschappen ingekocht bij de lokale supermarkt.
- Jij hebt nieuwe kleren ingekocht voor het feest.
- Hij heeft altijd zijn gadgets online ingekocht.
- Zij heeft verse groenten ingekocht op de markt.
- Wij hebben cadeautjes ingekocht voor onze vrienden.