afmaaien

Conjugations List of Afmaaien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmaai afmaaide afheb afgemaaid
jij, je, umaait afmaaide afhebt afgemaaid
hij, zij, hetmaait afmaaide afheeft afgemaaid
wijmaaien afmaaiden afhebben afgemaaid
julliemaaien afmaaiden afhebben afgemaaid
zij, zemaaien afmaaiden afhebben afgemaaid

Presens
Beta

Example presens sentences for Afmaaien with some of the pronouns.

  • Ik maai het gras af in de tuin.
  • Jij maait het gras af met de grasmaaier.
  • Hij maait het hoge gras af op het veld.
  • Zij maaien de gazons af bij de parken.
  • We maaien regelmatig het grasveld achter ons huis af.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afmaaien with some of the pronouns.

  • Vroeger maakte ik het gras af in de tuin.
  • Jij maakte altijd het gras af met de oude grasmaaier.
  • Hij maakte het hoge gras af op het veld elke zomer.
  • Zij maakten de gazons af bij de parken toen ze jonger waren.
  • In mijn jeugd maaiden we regelmatig het grasveld achter ons huis af.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afmaaien with some of the pronouns.

  • Ik heb het gras in de tuin af gemaaid.
  • Jij hebt het gras netjes af gemaaid met de grasmaaier.
  • Hij heeft al het hoge gras af gemaaid op het veld.
  • Zij hebben de gazons af gemaaid bij de parken.
  • We hebben het grasveld achter ons huis netjes af gemaaid.