schoolblijven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | blijf school | bleef school | ben schoolgebleven |
jij, je, u | blijft school | bleef school | bent schoolgebleven |
hij, zij, het | blijft school | bleef school | is schoolgebleven |
wij | blijven school | bleven school | zijn schoolgebleven |
jullie | blijven school | bleven school | zijn schoolgebleven |
zij, ze | blijven school | bleven school | zijn schoolgebleven |
PresensBeta
Example presens sentences for Schoolblijven with some of the pronouns.
- Ik blijf op school voor de studiebijeenkomst.
- Jij blijft op school om je huiswerk te maken.
- Hij blijft op school voor de naschoolse activiteiten.
- Zij blijft op school om te werken aan haar project.
- Wij blijven op school vanwege de vergadering.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Schoolblijven with some of the pronouns.
- Toen ik op school bleef, was ik erg moe.
- Vroeger bleef jij vaak op school om te oefenen.
- Hij bleef gisteren op school tot laat in de avond.
- Zij bleef altijd op school om de lessen voor te bereiden.
- Wij bleven op school tijdens de zomervakantie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Schoolblijven with some of the pronouns.
- Ik ben op school gebleven om een presentatie te geven.
- Jij bent op school gebleven voor de extra les.
- Hij is op school gebleven om zijn resultaten te bespreken.
- Zij is op school gebleven om aan haar opdracht te werken.
- Wij zijn op school gebleven voor de ouderavond.