afnijpen

Conjugations List of Afnijpen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iknijp afneep afheb afgenepen
jij, je, unijpt afneep afhebt afgenepen
hij, zij, hetnijpt afneep afheeft afgenepen
wijnijpen afnepen afhebben afgenepen
jullienijpen afnepen afhebben afgenepen
zij, zenijpen afnepen afhebben afgenepen

Presens
Beta

Example presens sentences for Afnijpen with some of the pronouns.

  • Ik knijp af bij de finishlijn.
  • Jij knijpt af op het juiste moment.
  • Hij knijpt af met volle kracht.
  • Zij knijpen af in de laatste ronde.
  • Wij knijpen af na de wedstrijd.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afnijpen with some of the pronouns.

  • Ik kneep af bij de finishlijn.
  • Jij kneep af op het juiste moment.
  • Hij kneep af met volle kracht.
  • Zij knepen af in de laatste ronde.
  • Wij knepen af na de wedstrijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afnijpen with some of the pronouns.

  • Ik heb afgeknepen bij de finishlijn.
  • Jij hebt op het juiste moment afgeknepen.
  • Hij heeft afgeknepen met volle kracht.
  • Zij hebben afgeknepen in de laatste ronde.
  • Wij hebben afgeknepen na de wedstrijd.