spirantiseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | spirantiseer | spirantiseerde | heb gespirantiseerd |
jij, je, u | spirantiseert | spirantiseerde | hebt gespirantiseerd |
hij, zij, het | spirantiseert | spirantiseerde | heeft gespirantiseerd |
wij | spirantiseren | spirantiseerden | hebben gespirantiseerd |
jullie | spirantiseren | spirantiseerden | hebben gespirantiseerd |
zij, ze | spirantiseren | spirantiseerden | hebben gespirantiseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Spirantiseren with some of the pronouns.
- Ik spirantiseer de medeklinkers in dit woord.
- Jij spirantiseert de klanken tijdens het spreken.
- Hij/Zij/Het spirantiseert de woorden in zijn/haar uitspraak.
- Wij spirantiseren de klinkers in onze taal.
- Jullie spirantiseren de medeklinkers correct.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Spirantiseren with some of the pronouns.
- Ik spirantiseerde de medeklinkers in dat woord.
- Jij spirantiseerde de klanken tijdens het spreken.
- Hij/Zij/Het spirantiseerde de woorden in zijn/haar uitspraak.
- Wij spirantiseerden de klinkers in onze taal.
- Jullie spirantiseerden de medeklinkers correct.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Spirantiseren with some of the pronouns.
- Ik heb de medeklinkers gespirantiseerd in dat woord.
- Jij hebt de klanken gespirantiseerd tijdens het spreken.
- Hij/Zij/Het heeft de woorden gespirantiseerd in zijn/haar uitspraak.
- Wij hebben de klinkers gespirantiseerd in onze taal.
- Jullie hebben de medeklinkers correct gespirantiseerd.