terugwerpen

Conjugations List of Terugwerpen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwerp terugwierp terugheb teruggeworpen
jij, je, uwerpt terugwierp terughebt teruggeworpen
hij, zij, hetwerpt terugwierp terugheeft teruggeworpen
wijwerpen terugwierpen terughebben teruggeworpen
julliewerpen terugwierpen terughebben teruggeworpen
zij, zewerpen terugwierpen terughebben teruggeworpen

Presens
Beta

Example presens sentences for Terugwerpen with some of the pronouns.

  • Ik werp de bal terug naar jou.
  • Jij werpt de krant terug in de brievenbus.
  • Hij werpt de steen terug in het water.
  • Zij werpen de boemerang terug naar elkaar.
  • We werpen de discussie terug op de agenda.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Terugwerpen with some of the pronouns.

  • Ik wierp de bal terug naar jou.
  • Jij wierp de krant terug in de brievenbus.
  • Hij wierp de steen terug in het water.
  • Zij wierpen de boemerang terug naar elkaar.
  • We wierpen de discussie terug op de agenda.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Terugwerpen with some of the pronouns.

  • Ik heb de bal terug geworpen naar jou.
  • Jij hebt de krant terug geworpen in de brievenbus.
  • Hij heeft de steen terug geworpen in het water.
  • Zij hebben de boemerang terug geworpen naar elkaar.
  • We hebben de discussie terug geworpen op de agenda.