tierelieren

Conjugations List of Tierelieren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktiereliertierelierdeheb getierelierd
jij, je, utierelierttierelierdehebt getierelierd
hij, zij, hettierelierttierelierdeheeft getierelierd
wijtierelierentierelierdenhebben getierelierd
jullietierelierentierelierdenhebben getierelierd
zij, zetierelierentierelierdenhebben getierelierd

Presens
Beta

Example presens sentences for Tierelieren with some of the pronouns.

  • Ik tierelier door de straten van de stad.
  • Jij tiereliert altijd zo vrolijk.
  • Hij tiereliert graag op zijn gitaar.
  • Wij tiereleren samen in het koor.
  • Zij tiereleren door het hele huis.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Tierelieren with some of the pronouns.

  • Vroeger tierelbeerde ik de hele dag door.
  • Als kind tierelbeerde jij altijd in de tuin.
  • Hij tierelbeerde als een ware artiest op het toneel.
  • Wij tierelbeerden vaak tijdens familiebijeenkomsten.
  • Zij tierelbeerden met plezier in de speeltuin.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Tierelieren with some of the pronouns.

  • Ik heb getierelieerd tijdens het concert gisteravond.
  • Jij hebt al vaak getierelierd op het podium.
  • Hij heeft vroeger veel getierelierd in bands.
  • Wij hebben samen getierelierd in de muziekschool.
  • Zij hebben altijd enthousiast getierelierd.