trassen

Conjugations List of Trassen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktrastrasteheb getrast
jij, je, utrasttrastehebt getrast
hij, zij, hettrasttrasteheeft getrast
wijtrassentrastenhebben getrast
jullietrassentrastenhebben getrast
zij, zetrassentrastenhebben getrast

Presens
Beta

Example presens sentences for Trassen with some of the pronouns.

  • Ik trasseer naar school.