uitboegseren

Conjugations List of Uitboegseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikboegseer uitboegseerde uitheb uitgeboegseerd
jij, je, uboegseert uitboegseerde uithebt uitgeboegseerd
hij, zij, hetboegseert uitboegseerde uitheeft uitgeboegseerd
wijboegseren uitboegseerden uithebben uitgeboegseerd
jullieboegseren uitboegseerden uithebben uitgeboegseerd
zij, zeboegseren uitboegseerden uithebben uitgeboegseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitboegseren with some of the pronouns.

  • Ik uitboegseer elke ochtend voor mijn werk.
  • Jij uitboegseert graag in je vrije tijd.
  • Hij/Zij/Het uitboegseert met veel plezier tijdens de trainingen.
  • Wij uitboegseeren regelmatig op het strand.
  • Jullie uitboegseeren vaak samen op zaterdagavonden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitboegseren with some of the pronouns.

  • Ik uitboegseerde vaak toen ik nog jong was.
  • Jij uitboegseerde regelmatig tijdens je studietijd.
  • Hij/Zij/Het uitboegseerde altijd met zijn/haar vrienden op vrijdagavonden.
  • Wij uitboegseerden vroeger veel tijdens de zomervakanties.
  • Jullie uitboegseerden meestal op zondagochtenden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitboegseren with some of the pronouns.

  • Ik heb uitboegseerd tijdens mijn vakantie in Spanje.
  • Jij bent al eens eerder uitboegseerd op dit feest.
  • Hij/Zij/Het heeft uitboegseerd voordat hij/zij begon te werken.
  • Wij zijn gisteren uitboegseerd in het park.
  • Jullie hebben al meerdere keren uitboegseerd sinds jullie hier wonen.