uitdossen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dos uit | doste uit | heb uitgedost |
jij, je, u | dost uit | doste uit | hebt uitgedost |
hij, zij, het | dost uit | doste uit | heeft uitgedost |
wij | dossen uit | dosten uit | hebben uitgedost |
jullie | dossen uit | dosten uit | hebben uitgedost |
zij, ze | dossen uit | dosten uit | hebben uitgedost |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitdossen with some of the pronouns.
- Ik dossen me uit voor het feest vanavond.
- Jij dost je uit met carnaval.
- Hij/zij/het dost zich uit als een piraat.
- Wij dossen ons uit voor Halloween.
- Jullie dossen je uit voor de theatervoorstelling.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitdossen with some of the pronouns.
- Ik dosste me uit toen ik jong was.
- Jij doste je uit tijdens het schoolfeest.
- Hij/zij/het doste zich uit voor het verkleedpartijtje.
- Wij dosten ons uit op het kostuumbal.
- Jullie dosten je uit voor de toneelvoorstelling.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitdossen with some of the pronouns.
- Ik heb me uitgedost voor het gala.
- Jij hebt je uitgedost op de bruiloft.
- Hij/zij/het heeft zich uitgedost voor het themafeest.
- Wij hebben ons uitgedost als clowns.
- Jullie hebben je uitgedost voor het carnaval.