uitfrezen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | frees uit | freesde uit | heb uitgefreesd |
jij, je, u | freest uit | freesde uit | hebt uitgefreesd |
hij, zij, het | freest uit | freesde uit | heeft uitgefreesd |
wij | frezen uit | freesden uit | hebben uitgefreesd |
jullie | frezen uit | freesden uit | hebben uitgefreesd |
zij, ze | frezen uit | freesden uit | hebben uitgefreesd |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitfrezen with some of the pronouns.
- Ik freest uit in de werkplaats.
- Jij freest uit op het houten plankje.
- Hij/zij freest uit met precisie.
- Wij frezen uit voor het project.
- Jullie frezen uit met de nieuwe boor.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitfrezen with some of the pronouns.
- Ik freeste uit in de werkplaats.
- Jij freeste uit op het houten plankje.
- Hij/zij freeste uit met precisie.
- Wij freesten uit voor het project.
- Jullie freesten uit met de nieuwe boor.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitfrezen with some of the pronouns.
- Ik heb uitgefreesd in de werkplaats.
- Jij hebt uitgefreesd op het houten plankje.
- Hij/zij heeft uitgefreesd met precisie.
- Wij hebben uitgefreesd voor het project.
- Jullie hebben uitgefreesd met de nieuwe boor.