uitkermen

Conjugations List of Uitkermen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkerm uitkermde uitheb uitgekermd
jij, je, ukermt uitkermde uithebt uitgekermd
hij, zij, hetkermt uitkermde uitheeft uitgekermd
wijkermen uitkermden uithebben uitgekermd
julliekermen uitkermden uithebben uitgekermd
zij, zekermen uitkermden uithebben uitgekermd

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitkermen with some of the pronouns.

  • Ik kerm uit wanneer ik pijn heb.
  • Jij kermt uit als je gefrustreerd bent.
  • Hij/Zij/Het kermt uit tijdens de bevalling.
  • Wij kermen uit als we teleurgesteld zijn.
  • Jullie kermen uit na een zware inspanning.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitkermen with some of the pronouns.

  • Ik kermde uit toen ik gevallen was.
  • Jij kermde uit terwijl je een nachtmerrie had.
  • Hij/Zij/Het kermde uit tijdens de storm.
  • Wij kermdden uit van angst.
  • Jullie kermdden uit van lachen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitkermen with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgekermpt toen ik mijn teen stootte.
  • Jij hebt uitgekermpt bij het zien van de enge film.
  • Hij/Zij/Het heeft uitgekermpt nadat hij/zij viel.
  • Wij hebben uitgekermpt na het verlies van de wedstrijd.
  • Jullie hebben uitgekermpt tijdens de griezelfilm.