gewaarworden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | word gewaar | werd gewaar | heb gewaargeworden |
jij, je, u | wordt gewaar | werd gewaar | hebt gewaargeworden |
hij, zij, het | wordt gewaar | werd gewaar | heeft gewaargeworden |
wij | worden gewaar | werden gewaar | hebben gewaargeworden |
jullie | worden gewaar | werden gewaar | hebben gewaargeworden |
zij, ze | worden gewaar | werden gewaar | hebben gewaargeworden |
PresensBeta
Example presens sentences for Gewaarworden with some of the pronouns.
- Ik gewaarword iets vreemds.
- Jij gewaarwordt de veranderingen om je heen.
- Hij gewaarwordt de spanning in de lucht.
- Wij gewaarworden de schoonheid van de natuur.
- Zij gewaarworden de emoties van het moment.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Gewaarworden with some of the pronouns.
- Ik gewaarwoord iets vreemds.
- Jij gewaarwoordde de veranderingen om je heen.
- Hij gewaarwoordde de spanning in de lucht.
- Wij gewaarwoordden de schoonheid van de natuur.
- Zij gewaarwoordden de emoties van het moment.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Gewaarworden with some of the pronouns.
- Ik heb iets vreemds gewaarworden.
- Jij bent de veranderingen om je heen gewaarworden.
- Hij heeft de spanning in de lucht gewaarworden.
- Wij hebben de schoonheid van de natuur gewaarworden.
- Zij hebben de emoties van het moment gewaarworden.