allitereren

Conjugations List of Allitereren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikallitereerallitereerdeheb geallitereerd
jij, je, uallitereertallitereerdehebt geallitereerd
hij, zij, hetallitereertallitereerdeheeft geallitereerd
wijallitererenallitereerdenhebben geallitereerd
jullieallitererenallitereerdenhebben geallitereerd
zij, zeallitererenallitereerdenhebben geallitereerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Allitereren with some of the pronouns.

  • Ik allitereer met plezier in mijn gedichten.
  • Jij allitereert graag in jouw verhalen.
  • Hij/Zij allitereert vaak om aandacht te trekken.
  • Wij allitereren regelmatig tijdens onze presentaties.
  • Jullie allitereren soms in jullie liedjes.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Allitereren with some of the pronouns.

  • Ik allitereerde veel toen ik jong was.
  • Jij allitereerde altijd tijdens de lessen Nederlands.
  • Hij/Zij allitereerde regelmatig in zijn/haar dagboek.
  • Wij allitereerden samen tijdens het schrijven van het script.
  • Jullie allitereerden vaak in jullie vroege werken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Allitereren with some of the pronouns.

  • Ik heb alliteratie gebruikt in mijn laatste artikel.
  • Jij hebt vaker geallitereerd dan ik had verwacht.
  • Hij/Zij heeft al eerder met succes geallitereerd.
  • Wij hebben samen een prachtig allitererend gedicht gemaakt.
  • Jullie hebben de kracht van alliteratie goed begrepen.