uitkippen

Conjugations List of Uitkippen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkip uitkipte uitheb uitgekipt
jij, je, ukipt uitkipte uithebt uitgekipt
hij, zij, hetkipt uitkipte uitheeft uitgekipt
wijkippen uitkipten uithebben uitgekipt
julliekippen uitkipten uithebben uitgekipt
zij, zekippen uitkipten uithebben uitgekipt

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitkippen with some of the pronouns.

  • Ik kip uit bij de supermarkt.
  • Jij kipt uit op het feest.
  • Hij kipt uit met zijn vrienden.
  • Wij kippen uit tijdens de vakantie.
  • Zij kippen uit op zaterdag.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitkippen with some of the pronouns.

  • Ik kopte uit bij de supermarkt.
  • Jij kopte uit op het feest.
  • Hij kopte uit met zijn vrienden.
  • Wij kopten uit tijdens de vakantie.
  • Zij kopten uit op zaterdag.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitkippen with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgekopt bij de supermarkt.
  • Jij hebt uitgekopt op het feest.
  • Hij heeft uitgekopt met zijn vrienden.
  • Wij hebben uitgekopt tijdens de vakantie.
  • Zij hebben uitgekopt op zaterdag.