uitleveren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lever uit | leverde uit | heb uitgeleverd |
jij, je, u | levert uit | leverde uit | hebt uitgeleverd |
hij, zij, het | levert uit | leverde uit | heeft uitgeleverd |
wij | leveren uit | leverden uit | hebben uitgeleverd |
jullie | leveren uit | leverden uit | hebben uitgeleverd |
zij, ze | leveren uit | leverden uit | hebben uitgeleverd |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitleveren with some of the pronouns.
- Ik lever u uit aan de autoriteiten.
- Jij levert u uit aan de autoriteiten.
- Hij/Zij/Het levert u uit aan de autoriteiten.
- Wij leveren u uit aan de autoriteiten.
- Jullie leveren u uit aan de autoriteiten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitleveren with some of the pronouns.
- Ik leverde u uit aan de autoriteiten.
- Jij leverde u uit aan de autoriteiten.
- Hij/Zij/Het leverde u uit aan de autoriteiten.
- Wij leverden u uit aan de autoriteiten.
- Jullie leverden u uit aan de autoriteiten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitleveren with some of the pronouns.
- Ik heb u uitgeleverd aan de autoriteiten.
- Jij hebt u uitgeleverd aan de autoriteiten.
- Hij/Zij/Het heeft u uitgeleverd aan de autoriteiten.
- Wij hebben u uitgeleverd aan de autoriteiten.
- Jullie hebben u uitgeleverd aan de autoriteiten.