uitsnuiten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | snuit uit | snoot uit | heb uitgesnoten |
jij, je, u | snuit uit | snoot uit | hebt uitgesnoten |
hij, zij, het | snuit uit | snoot uit | heeft uitgesnoten |
wij | snuiten uit | snoten uit | hebben uitgesnoten |
jullie | snuiten uit | snoten uit | hebben uitgesnoten |
zij, ze | snuiten uit | snoten uit | hebben uitgesnoten |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitsnuiten with some of the pronouns.
- Ik snuit uits
- Jij snuit uits
- Hij/Zij/Het snuit uits
- Wij snuiten uits
- Jullie snuiten uits
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitsnuiten with some of the pronouns.
- Ik snoot uits
- Jij snoot uits
- Hij/Zij/Het snoot uits
- Wij snooten uits
- Jullie snooten uits
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitsnuiten with some of the pronouns.
- Ik heb uitgesnuit
- Jij hebt uitgesnuit
- Hij/Zij/Het heeft uitgesnuit
- Wij hebben uitgesnuit
- Jullie hebben uitgesnuit