uitstaan

Conjugations List of Uitstaan.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksta uitstond uitheb uitgestaan
jij, je, ustaat uitstond uithebt uitgestaan
hij, zij, hetstaat uitstond uitheeft uitgestaan
wijstaan uitstonden uithebben uitgestaan
julliestaan uitstonden uithebben uitgestaan
zij, zestaan uitstonden uithebben uitgestaan

Presens

Example presens sentences for Uitstaan with some of the pronouns.

  • Ik sta uit voor mijn principes.
  • Jij staat uit in de menigte.
  • Hij staat uit op zijn recht.
  • Zij staat uit tegen onrecht.
  • Wij staan uit voor gelijkheid.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Uitstaan with some of the pronouns.

  • Ik stond uit toen de stroom uitviel.
  • Jij stond uit te rusten na een lange dag.
  • Hij stond uit te kijken naar de zonsondergang.
  • Zij stond uit te huilen van verdriet.
  • Wij stonden uit in de koude wind.

Perfectum

Example perfectum sentences for Uitstaan with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgestaan tijdens de hele vergadering.
  • Jij hebt uitgestaan in de rij voor de kassa.
  • Hij heeft uitgestaan in de regen.
  • Zij heeft uitgestaan bij de bushalte.
  • Wij hebben uitgestaan voor onze rechten.