uitzwellen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zwel uit | zwol uit | ben uitgezwollen |
jij, je, u | zwelt uit | zwol uit | bent uitgezwollen |
hij, zij, het | zwelt uit | zwol uit | is uitgezwollen |
wij | zwellen uit | zwollen uit | zijn uitgezwollen |
jullie | zwellen uit | zwollen uit | zijn uitgezwollen |
zij, ze | zwellen uit | zwollen uit | zijn uitgezwollen |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitzwellen with some of the pronouns.
- Het deeg zwelt op tijdens het bakken.
- De ballon zwellen langzaam op.
- Bij warm weer zwellen mijn voeten op.
- De rivier zwelt aan na een flinke regenbui.
- De verdachte zwelt van woede tijdens het verhoor.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitzwellen with some of the pronouns.
- Vroeger zwol het deeg op tijdens het bakken.
- De ballon zwol langzaam op.
- Toen ik in warm weer werkte, zwollen mijn voeten op.
- In de herfst zwol de rivier vaak aan na regenval.
- Gisteren zwol de verdachte van woede op tijdens het verhoor.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitzwellen with some of the pronouns.
- Het deeg is opgezwollen tijdens het bakken.
- De ballon is langzaam opgezwollen.
- Mijn voeten zijn opgezwollen door het warme weer.
- Na de flinke regenbui is de rivier opgezwollen.
- Tijdens het verhoor is de verdachte van woede opgezwollen.