verklikken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verklik | verklikte | heb verklikt |
jij, je, u | verklikt | verklikte | hebt verklikt |
hij, zij, het | verklikt | verklikte | heeft verklikt |
wij | verklikken | verklikten | hebben verklikt |
jullie | verklikken | verklikten | hebben verklikt |
zij, ze | verklikken | verklikten | hebben verklikt |
PresensBeta
Example presens sentences for Verklikken with some of the pronouns.
- Ik verklik de dief aan de politie.
- Jij verklikt je vrienden niet, toch?
- Hij verklikt altijd zijn collega's.
- Zij verklikken de plannen van hun concurrenten.
- Wij verklikken de fraude aan de autoriteiten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verklikken with some of the pronouns.
- Ik verklikte de dief aan de politie.
- Jij verklikte je vrienden niet, toch?
- Hij verklikte altijd zijn collega's.
- Zij verklikten de plannen van hun concurrenten.
- Wij verklikten de fraude aan de autoriteiten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verklikken with some of the pronouns.
- Ik heb de dief aan de politie verklikt.
- Jij hebt je vrienden niet verklikt, toch?
- Hij heeft altijd zijn collega's verklikt.
- Zij hebben de plannen van hun concurrenten verklikt.
- Wij hebben de fraude aan de autoriteiten verklikt.