vermoeien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vermoei | vermoeide | heb vermoeid |
jij, je, u | vermoeit | vermoeide | hebt vermoeid |
hij, zij, het | vermoeit | vermoeide | heeft vermoeid |
wij | vermoeien | vermoeiden | hebben vermoeid |
jullie | vermoeien | vermoeiden | hebben vermoeid |
zij, ze | vermoeien | vermoeiden | hebben vermoeid |
Presens
Example presens sentences for Vermoeien with some of the pronouns.
- Ik vermoei me snel als ik te lang achter de computer zit.
- Jij vermoeit jezelf door constant te veel hooi op je vork te nemen.
- Hij vermoeit zijn lichaam door te weinig slaap te krijgen.
- Wij vermoeien onszelf met het tillen van zware gewichten in de sportschool.
- Zij vermoeien zich door de hele dag te wandelen in de bergen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Vermoeien with some of the pronouns.
- Ik vermoeide me altijd na een lange dag op het werk.
- Jij vermoeide jezelf regelmatig door tot laat in de nacht te studeren.
- Hij vermoeide zijn lichaam door intensief te trainen voor de wedstrijd.
- Wij vermoeiden onszelf door urenlang te wandelen in het bos.
- Zij vermoeiden zich vaak na het uitvoeren van zware fysieke arbeid.
Perfectum
Example perfectum sentences for Vermoeien with some of the pronouns.
- Ik heb me snel vermoeid gevoeld na het rennen van de marathon.
- Jij hebt jezelf vermoeid door de hele nacht te dansen op het feest.
- Hij heeft zijn lichaam vermoeid door dagenlang te werken zonder rust.
- Wij hebben onszelf vermoeid tijdens de intensieve yogasessie.
- Zij hebben zich vermoeid gevoeld na het beklimmen van de steile trap.