vernaaien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vernaai | vernaaide | heb vernaaid |
jij, je, u | vernaait | vernaaide | hebt vernaaid |
hij, zij, het | vernaait | vernaaide | heeft vernaaid |
wij | vernaaien | vernaaiden | hebben vernaaid |
jullie | vernaaien | vernaaiden | hebben vernaaid |
zij, ze | vernaaien | vernaaiden | hebben vernaaid |
PresensBeta
Example presens sentences for Vernaaien with some of the pronouns.
- Ik vernaai de kleding om er iets nieuws van te maken.
- Jij vernaait regelmatig je afspraken.
- Hij vernaait altijd zijn beloftes.
- Wij vernaaien de stof tot een prachtige jurk.
- Zij vernaaien de oude meubels tot moderne kunstwerken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vernaaien with some of the pronouns.
- Vroeger vernaaide ik mijn kleding zelf, maar nu koop ik alles kant-en-klaar.
- Toen jij jong was, vernaaide je vaak je speelgoed.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vernaaien with some of the pronouns.
- Ik heb de kleding vernaaid en het ziet er geweldig uit.
- Jij hebt je afspraken regelmatig vernaaid en daar zijn consequenties aan verbonden.
- Hij heeft zijn beloftes weer eens vernaaid, niets nieuws onder de zon.
- Wij hebben de stof vernaaid tot een prachtige jurk voor de bruiloft.
- Zij hebben de oude meubels vernaaid en nu zijn ze ware kunstwerken.