verpozen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verpoos | verpoosde | heb verpoosd |
jij, je, u | verpoost | verpoosde | hebt verpoosd |
hij, zij, het | verpoost | verpoosde | heeft verpoosd |
wij | verpozen | verpoosden | hebben verpoosd |
jullie | verpozen | verpoosden | hebben verpoosd |
zij, ze | verpozen | verpoosden | hebben verpoosd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verpozen with some of the pronouns.
- Ik verpoos in de tuin.
- Jij verpoost graag op het strand.
- Hij verpoost regelmatig in het park.
- Wij verpozen vaak in de natuur.
- Zij verpozen met een goed boek.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verpozen with some of the pronouns.
- Ik verpoosde vaak bij mijn grootouders.
- Jij verpoosde altijd in dat café.
- Hij verpoosde lang op dezelfde stoel.
- Wij verpoosden in de zon op het terras.
- Zij verpoosden vroeger in dit huis.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verpozen with some of the pronouns.
- Ik heb verpoosd tijdens mijn vakantie.
- Jij hebt gisteren verpoosd in het museum.
- Hij heeft al vaker verpoosd op deze plek.
- Wij hebben heerlijk verpoosd in de spa.
- Zij hebben verpoosd na een lange wandeling.