verwringen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verwring | verwrong | heb verwrongen |
jij, je, u | verwringt | verwrong | hebt verwrongen |
hij, zij, het | verwringt | verwrong | heeft verwrongen |
wij | verwringen | verwrongen | hebben verwrongen |
jullie | verwringen | verwrongen | hebben verwrongen |
zij, ze | verwringen | verwrongen | hebben verwrongen |
PresensBeta
Example presens sentences for Verwringen with some of the pronouns.
- Ik verwring het touw om het stevig vast te maken.
- Jij verwringt je gezicht als je iets vies proeft.
- Hij verwringt zijn knie tijdens het sporten.
- Zij verwringen de waarheid om hun fouten te verbergen.
- Wij verwringen onze handen in wanhoop.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verwringen with some of the pronouns.
- Ik verwrong het touw om het stevig vast te maken.
- Jij verwrong je gezicht toen je iets vies proefde.
- Hij verwrong zijn knie tijdens het sporten.
- Zij verwrongen de waarheid om hun fouten te verbergen.
- Wij verwrongen onze handen in wanhoop.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verwringen with some of the pronouns.
- Ik heb het touw verwrongen om het stevig vast te maken.
- Jij hebt je gezicht verwrongen toen je iets vies proefde.
- Hij heeft zijn knie verwrongen tijdens het sporten.
- Zij hebben de waarheid verwrongen om hun fouten te verbergen.
- Wij hebben onze handen in wanhoop verwrongen.