verzuimen

Conjugations List of Verzuimen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverzuimverzuimdeheb verzuimd
jij, je, uverzuimtverzuimdehebt verzuimd
hij, zij, hetverzuimtverzuimdeheeft verzuimd
wijverzuimenverzuimdenhebben verzuimd
jullieverzuimenverzuimdenhebben verzuimd
zij, zeverzuimenverzuimdenhebben verzuimd

Presens

Example presens sentences for Verzuimen with some of the pronouns.

  • Ik verzuim vaak mijn huiswerk te maken.
  • Jij verzuimt altijd op tijd te komen.
  • Hij verzuimt zijn verantwoordelijkheden te nemen.
  • Wij verzuimen regelmatig de vergaderingen bij te wonen.
  • Zij verzuimen hun afspraken na te komen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Verzuimen with some of the pronouns.

  • Ik verzuimde vaak mijn huiswerk te maken.
  • Jij verzuimde altijd op tijd te komen.
  • Hij verzuimde zijn verantwoordelijkheden te nemen.
  • Wij verzuimden regelmatig de vergaderingen bij te wonen.
  • Zij verzuimden hun afspraken na te komen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Verzuimen with some of the pronouns.

  • Ik heb verzuimd mijn huiswerk te maken.
  • Jij hebt altijd op tijd verzuimd te komen.
  • Hij heeft zijn verantwoordelijkheden verzuimd te nemen.
  • Wij hebben regelmatig de vergaderingen verzuimd bij te wonen.
  • Zij hebben hun afspraken verzuimd na te komen.