veteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | veter | veterde | heb geveterd |
jij, je, u | vetert | veterde | hebt geveterd |
hij, zij, het | vetert | veterde | heeft geveterd |
wij | veteren | veterden | hebben geveterd |
jullie | veteren | veterden | hebben geveterd |
zij, ze | veteren | veterden | hebben geveterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Veteren with some of the pronouns.
- Ik veteer de schoenen van mijn klanten.
- Jij veert de veter snel en behendig.
- Hij/zij/vetert de schoenen zorgvuldig.
- Wij veteran onze laarzen voor het wandelen.
- Jullie veteeren de sportschoenen voor de training.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Veteren with some of the pronouns.
- Vroeger veteerde ik altijd de veters voor het sporten.
- Toen ik jong was, vetere ik altijd mijn eigen schoenen.
- Hij/zij vetere vaak de schoenen voordat ze uitgingen.
- Wij veteerden de veters elke ochtend voor school.
- Jullie vetere de schoenen regelmatig tijdens de training.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Veteren with some of the pronouns.
- Ik heb de veter van mijn schoen gevet.
- Jij hebt de veters van je schoenen gevet.
- Hij/zij heeft de losse veter van zijn/haar schoen gevet.
- Wij hebben de veters van onze laarzen gevet.
- Jullie hebben de sportschoenen goed gevet.