volstrekken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | volstrek | volstrekte | heb volstrekt |
jij, je, u | volstrekt | volstrekte | hebt volstrekt |
hij, zij, het | volstrekt | volstrekte | heeft volstrekt |
wij | volstrekken | volstrekten | hebben volstrekt |
jullie | volstrekken | volstrekten | hebben volstrekt |
zij, ze | volstrekken | volstrekten | hebben volstrekt |
PresensBeta
Example presens sentences for Volstrekken with some of the pronouns.
- Ik volstrek
- Jij voltrekt
- Hij/Zij/Het voltrekt
- Wij voltrekken
- Jullie voltrekken
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Volstrekken with some of the pronouns.
- Ik volstrok
- Jij volstrook
- Hij/Zij/Het volstrok
- Wij volstroken
- Jullie volstroken
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Volstrekken with some of the pronouns.
- Ik heb volstrokken
- Jij hebt volstrokken
- Hij/Zij/Het heeft volstrokken
- Wij hebben volstrokken
- Jullie hebben volstrokken