voortgeven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | geef voort | gaf voort | heb voortgegeven |
jij, je, u | geeft voort | gaf voort | hebt voortgegeven |
hij, zij, het | geeft voort | gaf voort | heeft voortgegeven |
wij | geven voort | gaven voort | hebben voortgegeven |
jullie | geven voort | gaven voort | hebben voortgegeven |
zij, ze | geven voort | gaven voort | hebben voortgegeven |
PresensBeta
Example presens sentences for Voortgeven with some of the pronouns.
- Ik geef voort aan mijn collega's.
- Jij geeft voort tijdens de vergadering.
- Hij/Zij geeft voort op de piano.
- Wij geven voort met het project.
- Zij geven voort advies aan klanten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Voortgeven with some of the pronouns.
- Ik gaf voort aan mijn collega's.
- Jij gaf voort tijdens de vergadering.
- Hij/Zij gaf voort op de piano.
- Wij gaven voort met het project.
- Zij gaven voort advies aan klanten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Voortgeven with some of the pronouns.
- Ik heb voortgegeven aan mijn collega's.
- Jij hebt voortgegeven tijdens de vergadering.
- Hij/Zij heeft voortgegeven op de piano.
- Wij hebben voortgegeven met het project.
- Zij hebben voortgegeven advies aan klanten.