wecken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | weck | weckte | heb geweckt |
jij, je, u | weckt | weckte | hebt geweckt |
hij, zij, het | weckt | weckte | heeft geweckt |
wij | wecken | weckten | hebben geweckt |
jullie | wecken | weckten | hebben geweckt |
zij, ze | wecken | weckten | hebben geweckt |
PresensBeta
Example presens sentences for Wecken with some of the pronouns.
- Ik wek mijn kind elke ochtend om zeven uur.
- Jij wekt de hond met je harde stem.
- Hij wekt de interesse van het publiek met zijn boeiende presentatie.
- Wij wekken energie op door middel van zonne-energie.
- Zij wekken de indruk dat ze alles onder controle hebben.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wecken with some of the pronouns.
- Vroeger wekte ik altijd mijn broer voor school.
- Toen ik jong was, wekte jij de buren met je luide muziek.
- Hij wekte vaak irritatie op met zijn kritische opmerkingen.
- Wij wekten herinneringen op aan onze jeugd tijdens het familiediner.
- Zij wekten de indruk dat ze de hele wereld konden veranderen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wecken with some of the pronouns.
- Ik heb mijn vriend vroeg gewekt voor zijn belangrijke afspraak.
- Jij hebt de vogels in de tuin al gewekt met je luidruchtige activiteiten.
- Hij heeft de nieuwsgierigheid van zijn collega's gewekt met zijn mysterieuze gedrag.
- Wij hebben de aandacht van het publiek gewekt met onze spectaculaire opening.
- Zij hebben het verlangen naar avontuur in ons gewekt met hun inspirerende verhalen.