weghouden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hou weg | hield weg | heb weggehouden |
jij, je, u | houdt weg | hield weg | hebt weggehouden |
hij, zij, het | houdt weg | hield weg | heeft weggehouden |
wij | houden weg | hielden weg | hebben weggehouden |
jullie | houden weg | hielden weg | hebben weggehouden |
zij, ze | houden weg | hielden weg | hebben weggehouden |
PresensBeta
Example presens sentences for Weghouden with some of the pronouns.
- Ik houd de kinderen weg van gevaarlijke situaties.
- Jij houdt je emoties goed weg tijdens het werk.
- Hij/zij houdt altijd zijn/haar beloften weg.
- Wij houden de waarheid niet langer weg.
- Jullie houden de buren weg met jullie lawaai.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Weghouden with some of the pronouns.
- Ik hield mijn angsten verborgen en hield me sterk.
- Jij hield altijd van dansen maar kon het niet meer volhouden.
- Hij/zij hield zichzelf weg van de menigte.
- Wij hielden onze vriendschap geheim voor anderen.
- Jullie hielden de verandering tegen en wilden alles bij het oude houden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Weghouden with some of the pronouns.
- Ik heb de sleutels altijd goed weggehouden.
- Jij hebt je geheimen lang genoeg weggehouden.
- Hij/zij heeft zijn/haar fouten nooit willen weg houden.
- Wij hebben de waarheid uiteindelijk moeten loslaten.
- Jullie hebben de verrassing goed weggehouden.