doorslikken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | slik door | slikte door | heb doorgeslikt |
jij, je, u | slikt door | slikte door | hebt doorgeslikt |
hij, zij, het | slikt door | slikte door | heeft doorgeslikt |
wij | slikken door | slikten door | hebben doorgeslikt |
jullie | slikken door | slikten door | hebben doorgeslikt |
zij, ze | slikken door | slikten door | hebben doorgeslikt |
PresensBeta
Example presens sentences for Doorslikken with some of the pronouns.
- Ik slik de pillen door.
- Jij slikt de tabletten door.
- Hij/Zij slikt de medicijnen door.
- Wij slikken de capsules door.
- Zij slikken de pilletjes door.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doorslikken with some of the pronouns.
- Ik slikte de pillen door.
- Jij slikte de tabletten door.
- Hij/Zij slikte de medicijnen door.
- Wij slikten de capsules door.
- Zij slikten de pilletjes door.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doorslikken with some of the pronouns.
- Ik heb de pillen doorgeslikt.
- Jij hebt de tabletten doorgeslikt.
- Hij/Zij heeft de medicijnen doorgeslikt.
- Wij hebben de capsules doorgeslikt.
- Zij hebben de pilletjes doorgeslikt.