wegwaaien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | waai weg | waaide weg;woei weg | ben weggewaaid |
jij, je, u | waait weg | waaide weg;woei weg | bent weggewaaid |
hij, zij, het | waait weg | waaide weg;woei weg | is weggewaaid |
wij | waaien weg | waaiden weg;woeien weg | zijn weggewaaid |
jullie | waaien weg | waaiden weg;woeien weg | zijn weggewaaid |
zij, ze | waaien weg | waaiden weg;woeien weg | zijn weggewaaid |
PresensBeta
Example presens sentences for Wegwaaien with some of the pronouns.
- De bladeren waaien weg in de wind.
- Ik waai weg als ik op het strand sta.
- De ballon waait weg door de harde wind.
- Deze lichte voorwerpen waaien altijd weg bij een stevige bries.
- Wanneer het stormt, waaien de takken van de bomen weg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wegwaaien with some of the pronouns.
- De bladeren waaiden weg in de wind.
- Ik waaide weg toen ik op het strand stond.
- De ballon waaide weg door de harde wind.
- Deze lichte voorwerpen waaiden altijd weg bij een stevige bries.
- Tijdens de storm waaiden de takken van de bomen weg.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wegwaaien with some of the pronouns.
- De bladeren zijn weggewaaid in de wind.
- Ik ben wegge waaid toen ik op het strand stond.
- De ballon is weggewaaid door de harde wind.
- Deze lichte voorwerpen zijn altijd weg gewaaid bij een stevige bries.
- De takken van de bomen zijn weg gewaaid tijdens de storm.