wildplakken

Conjugations List of Wildplakken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikplak wildplakte wildheb wildgeplakt
jij, je, uplakt wildplakte wildhebt wildgeplakt
hij, zij, hetplakt wildplakte wildheeft wildgeplakt
wijplakken wildplakten wildhebben wildgeplakt
jullieplakken wildplakten wildhebben wildgeplakt
zij, zeplakken wildplakten wildhebben wildgeplakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Wildplakken with some of the pronouns.

  • Ik wildplak
  • Jij wildplakt
  • Hij/Zij wildplakt
  • Wij wildplakken
  • Jullie wildplakken

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wildplakken with some of the pronouns.

  • Ik wildplakte
  • Jij wildplakte
  • Hij/Zij wildplakte
  • Wij wildplakten
  • Jullie wildplakten

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wildplakken with some of the pronouns.

  • Ik heb wildgeplakt
  • Jij hebt wildgeplakt
  • Hij/Zij heeft wildgeplakt
  • Wij hebben wildgeplakt
  • Jullie hebben wildgeplakt