aanbetalen

Conjugations List of Aanbetalen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbetaal aanbetaalde aanheb aanbetaald
jij, je, ubetaalt aanbetaalde aanhebt aanbetaald
hij, zij, hetbetaalt aanbetaalde aanheeft aanbetaald
wijbetalen aanbetaalden aanhebben aanbetaald
julliebetalen aanbetaalden aanhebben aanbetaald
zij, zebetalen aanbetaalden aanhebben aanbetaald

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanbetalen with some of the pronouns.

  • Ik betaal een aanbetaling voor de nieuwe auto.
  • Jij betaalt een aanbetaling voor de vakantie.
  • Hij betaalt een aanbetaling voor het huis.
  • Wij betalen een aanbetaling voor de meubels.
  • Zij betalen een aanbetaling voor de bruiloft.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanbetalen with some of the pronouns.

  • Ik betaalde een aanbetaling voor de nieuwe auto.
  • Jij betaalde een aanbetaling voor de vakantie.
  • Hij betaalde een aanbetaling voor het huis.
  • Wij betaalden een aanbetaling voor de meubels.
  • Zij betaalden een aanbetaling voor de bruiloft.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanbetalen with some of the pronouns.

  • Ik heb een aanbetaling betaald voor de nieuwe auto.
  • Jij hebt een aanbetaling betaald voor de vakantie.
  • Hij heeft een aanbetaling betaald voor het huis.
  • Wij hebben een aanbetaling betaald voor de meubels.
  • Zij hebben een aanbetaling betaald voor de bruiloft.