aangorden

Conjugations List of Aangorden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgord aangordde aanheb aangegord
jij, je, ugordt aangordde aanhebt aangegord
hij, zij, hetgordt aangordde aanheeft aangegord
wijgorden aangordden aanhebben aangegord
julliegorden aangordden aanhebben aangegord
zij, zegorden aangordden aanhebben aangegord

Presens
Beta

Example presens sentences for Aangorden with some of the pronouns.

  • Ik gord mij aan voor de reis.
  • Jij gordt je aan voordat je gaat autorijden.
  • Hij/zij gordt zich aan om veilig te werken.
  • Wij gorden ons aan voor het avontuur.
  • Jullie gorden je aan voordat jullie gaan zwemmen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aangorden with some of the pronouns.

  • Ik gordde mij aan voor de reis.
  • Jij gordde je aan voordat je ging autorijden.
  • Hij/zij gordde zich aan om veilig te werken.
  • Wij gordden ons aan voor het avontuur.
  • Jullie gordden je aan voordat jullie gingen zwemmen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aangorden with some of the pronouns.

  • Ik heb mij aangegord voor de reis.
  • Jij hebt je aangegord voordat je ging autorijden.
  • Hij/zij heeft zich aangegord om veilig te werken.
  • Wij hebben ons aangegord voor het avontuur.
  • Jullie hebben je aangegord voordat jullie gingen zwemmen.