aankruien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | krui aan | kruide aan | heb aangekruid |
jij, je, u | kruit aan | kruide aan | hebt aangekruid |
hij, zij, het | kruit aan | kruide aan | heeft aangekruid |
wij | kruien aan | kruiden aan | hebben aangekruid |
jullie | kruien aan | kruiden aan | hebben aangekruid |
zij, ze | kruien aan | kruiden aan | hebben aangekruid |
PresensBeta
Example presens sentences for Aankruien with some of the pronouns.
- Ik kruip de heuvel op.
- Jij kruipt de berg op.
- Hij/Zij kruipt langzaam naar voren.
- Wij kruipen door het gras.
- Zij kruipen over de grond.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aankruien with some of the pronouns.
- Vroeger kroop ik de heuvel op.
- Toen ik jong was, kroop jij de berg op.
- Hij/Zij kroop altijd langzaam naar voren.
- Wij kropen vroeger vaak door het gras.
- Zij kropen als kinderen over de grond.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aankruien with some of the pronouns.
- Ik ben de heuvel opgekropen.
- Jij bent de berg opgekropen.
- Hij/Zij is langzaam naar voren gekropen.
- Wij zijn door het gras gekropen.
- Zij zijn over de grond gekropen.