aantappen

Conjugations List of Aantappen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktap aantapte aanheb aangetapt
jij, je, utapt aantapte aanhebt aangetapt
hij, zij, hettapt aantapte aanheeft aangetapt
wijtappen aantapten aanhebben aangetapt
jullietappen aantapten aanhebben aangetapt
zij, zetappen aantapten aanhebben aangetapt

Presens
Beta

Example presens sentences for Aantappen with some of the pronouns.

  • Ik tap een biertje aan.
  • Jij tapt een biertje aan.
  • Hij/Zij tapt een biertje aan.
  • Wij tappen een biertje aan.
  • Jullie tappen een biertje aan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aantappen with some of the pronouns.

  • Ik tapte een biertje aan.
  • Jij tapte een biertje aan.
  • Hij/Zij tapte een biertje aan.
  • Wij tapten een biertje aan.
  • Jullie tapten een biertje aan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aantappen with some of the pronouns.

  • Ik heb een biertje aangehapt.
  • Jij hebt een biertje aangehapt.
  • Hij/Zij heeft een biertje aangehapt.
  • Wij hebben een biertje aangehapt.
  • Jullie hebben een biertje aangehapt.