aanwenden

Conjugations List of Aanwenden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwend aanwendde aanheb aangewend
jij, je, uwendt aanwendde aanhebt aangewend
hij, zij, hetwendt aanwendde aanheeft aangewend
wijwenden aanwendden aanhebben aangewend
julliewenden aanwendden aanhebben aangewend
zij, zewenden aanwendden aanhebben aangewend

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanwenden with some of the pronouns.

  • Ik wend de nieuwe lesmethode aan om de studenten te motiveren.
  • Jij wendt je talenten aan om succesvol te zijn.
  • Hij/zij/wij wenden verschillende technieken aan bij het onderwijzen van grammatica.
  • We jullie wenden moderne technologieën aan in het klaslokaal.
  • Zij wenden hun kennis en ervaring aan om de leerlingen te begeleiden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanwenden with some of the pronouns.

  • Ik wendde de nieuwe lesmethode aan om de studenten te motiveren.
  • Jij wendde je talenten aan om succesvol te zijn.
  • Hij/zij/wij wendden verschillende technieken aan bij het onderwijzen van grammatica.
  • We jullie wendden moderne technologieën aan in het klaslokaal.
  • Zij wendden hun kennis en ervaring aan om de leerlingen te begeleiden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanwenden with some of the pronouns.

  • Ik heb de nieuwe lesmethode aangewend om de studenten te motiveren.
  • Jij hebt je talenten aangewend om succesvol te zijn.
  • Hij/zij/wij heeft/hbben verschillende technieken aangewend bij het onderwijzen van grammatica.
  • We jullie hebben moderne technologieën aangewend in het klaslokaal.
  • Zij hebben hun kennis en ervaring aangewend om de leerlingen te begeleiden.