piketteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | piketteer | piketteerde | heb gepiketteerd |
jij, je, u | piketteert | piketteerde | hebt gepiketteerd |
hij, zij, het | piketteert | piketteerde | heeft gepiketteerd |
wij | piketteren | piketteerden | hebben gepiketteerd |
jullie | piketteren | piketteerden | hebben gepiketteerd |
zij, ze | piketteren | piketteerden | hebben gepiketteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Piketteren with some of the pronouns.
- Ik piketteer elke maandag voor het klimaat.
- Jij piketteert regelmatig voor betere arbeidsvoorwaarden.
- Hij/Zij/Het piketteert vandaag bij het gemeentehuis.
- Wij piketteren samen met andere activisten tegen de ontbossing.
- Jullie piketteren altijd met spandoeken en leuzen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Piketteren with some of the pronouns.
- Vroeger piketteerde ik regelmatig voor dierenrechten.
- Toen ik jonger was, piketteerde jij vaak voor sociale rechtvaardigheid.
- Hij/Zij/Het piketteerde elke zomer voor beter onderwijs.
- In die tijd piketteerden wij wekelijks tegen kernenergie.
- Jullie piketteerden altijd in de winter voor goede gezondheidszorg.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Piketteren with some of the pronouns.
- Ik heb gepiketteerd tijdens de protestmars vorige week.
- Jij hebt al meerdere keren gepiketteerd voor gelijke rechten.
- Hij/Zij/Het heeft vaak gepiketteerd tegen discriminatie.
- Wij hebben een hele dag gepiketteerd voor hogere lonen.
- Jullie hebben gisteren gepiketteerd voor meer fietspaden.